Categorie archief: culturele identiteit

12 tips voor het overbruggen van idee en werkelijkheid aan de hand van oud en nieuw

Hoe moet dat, oud en nieuw vieren? Een vraag die ik vanaf november regelmatig voorbij hoor komen. Over kerst mag je zeuren, dan mag je zielig zijn, eenzaam, ongelukkig en op je dieptepunt, maar met oud en nieuw moet het allemaal wel leuk zijn en zo niet dan is het duidelijk dat er iets met je aan de hand is. Hier een aantal tips om de illusie van oud en nieuw en de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet te overbruggen en zo van dit feest echt een feest te maken.

Ongelukkig

Wat maakt ons zo ongelukkig op oud en nieuw’? Het is het verschil tussen het idee van feest, ingegeven door de beelden uit de voorbereidende kleding-, inrichting- en kookbladen, en de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet. Dit verschil tussen idee en werkelijkheid, maakt dat we geloven in onze eigen mislukking en de gedachte er niet bij te horen ook al weten we niet precies waarbij.

12 tips voor een ‘gelukkig nieuwjaar’ in Nederland: 

  1. Kies een geschikte woonkamer om je met andere mensen in te verzamelen: groot en bij voorkeur op de begane grond zodat je snel buiten bent om 00.01 uur (geen benauwde zolderkamertjes).
  2. Manage je verwachtingen: een lege, loze avond ligt voor je tot ver na je gebruikelijke bedtijd. Al het andere dat zich voordoet is leuk meegenomen.
  3. Kom al vroeg bij elkaar, zeg om 19.00 uur, dan duurt de avond lekker lang.
  4. Als het kan, kom al met het eten en ga om 17.00 uur gourmetten. Ieder neemt z’n eigen vleesschaal, bord, glas en bestek mee. Neem je afwas ’s nachts weer mee terug naar huis.
  5. Neem een bordspel mee. Als iedereen dat doet, heb je lekker veel keus. Overleg vooraf wie de sjoelbak meeneemt, anders sjouw je misschien voor niets.
  6. Neem voor de zekerheid een goed boek mee.
  7. Sta om 23.59 uur op van je stoel en zeg: ‘Is het verdorie al zo laat, wat gaat de tijd toch hard’ en tel dan met de andere aanwezigen om 23.59.50 hardop af van tien tot nul.
  8. Bij nul val je de dichtstbijzijnde persoon in de armen en wens je deze een gelukkig nieuwjaar, daarna de anderen in de woonkamer en daarna de mensen op straat, ook vreemden, weer of geen weer. Huil daarbij (een beetje!) van ontroering.
  9. Neem een brandende sigaar en sterretjes mee voor het geval er geen andere mensen op straat zijn en alleen doodse eenzaamheid je treft. Steek de sterretjes dan aan en roep: gelukkig nieuwjaar.
  10. Na de goede wensen gewenst en ontvangen te hebben, ga je in de woonkamer van de buren zitten of keer je terug in de woonkamer waar je die avond gestart bent om het bordspel af te maken.
  11. Ga niet voor 02.00 uur naar huis of bed, anders lijkt het op een gewone avond en dat is het niet!
  12. Sta de volgende morgen vroeg op, zodat je rustig en op gemak een heerlijk nieuwjaarsontbijt kunt nuttigen, en toch ook nog naar een nieuwjaarsdienst kunt en de gebruikelijke nieuwjaar bezoekjes af kunt leggen. Vergis je niet, 1 januari is een drukke dag!  

Alternatieven voor TIP 1: A. Blijf alleen thuis en doe iets leuks. B. Ga naar het buitenland en wees blij verrast als er ineens een feest blijkt te zijn.

Leven en Werk – Coaching, Training, Advies in leiderschap, samenwerken en organisatieontwikkeling. Voor individuen, teams en organisaties. www.edithlindhout.nl

Werkmentaliteit. Een persoonlijke casus over de invloed van regionale cultuur op identiteitsvorming en werkhouding.

Niet voor niets heet mijn bedrijf ‘Leven en Werk’, want waar ik vandaan kom, werken ‘we’ alleen maar, dit in tegenstelling tot regionale gebieden waar men alleen maar ‘leven’ kan en dan bedoel ik in de zin van ’het leven is meer dan het werk dat gedaan moet worden’. Genieten, ontspannen, en voorrang geven aan persoonlijke (ontwikkel)behoeftes zijn/waren dan ook mijn grote allergie. Dit alles ontdekte ik pas toen ik na mijn studie ging werken.

Westlandse werkhouding in de stad
In mijn eerste echte betaalde voltijdbaan, sjeesde ik in mn eentje door alle lagen van de organisatie heen, en verrichte werk op strategisch, tactisch en uitvoerend niveau. Mens, wat een werk heb ik verzet, en met welk een kwantitatief resultaat. Tegelijkertijd bestonden de meeste van mijn collegiale relaties uit niet meer dan het bespreken van werkonderwerpen in zo kort mogelijke tijd en vonden mensen mij niet ‘gezellig’ en hadden geen gevoel van ‘contact’. Dat verbaasde mij niet want dat was ook nooit mijn bedoeling geweest, wat mij wel verbaasde was dat ze dat misten. Ik had duidelijk een werkidentiteit die niet voor elke cultuur geschikt was, of beter gezegd, die alleen voor het Westland geschikt was.

Succesvol functioneren: of –of?
Succesvol functioneren en falen lagen ineens zo dicht bij elkaar dat het mij verwarde. Wat moest je doen om het goed te doen? Vaststaande begrippen wankelden. Wanneer deed je iets wat goed was voor jezelf en wanneer voor de organisatie? Wanneer deed je je taak goed en wat hadden relaties daarmee te maken? Ging het om mijn succes of dat van de organisatie? Diende ik mezelf of het algemeen belang? Mijn houding ten opzichte van ‘werk’ stond op losse schroeven.

Out of the box werken
Was ik in het Westland gebleven, dan had ik nooit een professioneel identiteitsprobleem gehad. Maar… ik verliet het ‘werkcollectief’ wel  en om te kunnen werken in het buiten(west)land had ik veel te leren. Ik kwam van ver kan ik u zeggen: als een Arnold Schwarzenegger in gevaar, stond ik elke ochtend vol adrenaline op om ‘al het werk’ te verzetten, dat ik bovendien zelf creëerde als het er niet was. Ik zocht bergen om in te hakken, ik zocht hoeveelheden om weg te werken. En zo ontdekte ik al doende dat de rol van werken in je leven, de manier waarop je een functie, een taak ter hand neemt, veel zegt over je achtergrond en de daaruit voortvloeiende werkmentaliteit: je houding ten opzicht van werk en werken.

Persoonlijke werkidentiteit: ‘Ik ben want ik werk’, ‘Ik werk dus ik besta’, ‘Ik ben het werk dat nog gedaan moet worden’. Alles wat ik deed, dus ook die dingen voor de lol, pakte ik effectief en efficiënt aan. Ik was werk. Ik zag werk. Ik deed werk. Ik leefde met werklijstjes. Samenwerken in het Westland was nooit een probleem geweest want iedereen had diezelfde werkhouding: doorpakken, afmaken, doorzetten, om je heen kijken of er nog wat moest gebeuren. Dit alles zonder te praten, te overleggen.

Alter ego Toos Hobbema
Toos Hobbema vertegenwoordigt die Westlandse werkmentaliteit in mij en ze mag er af en toe weer even helemaal zijn zoals afgelopen weekend bij de uitreiking van de Westlandse werkpenning in het Westlands museum ter gelegenheid van het behalen van een pensioengerechtigde leeftijd. Deze zelfvergulde werkpenning, in het leven geroepen en uitgereikt door Hobbema en collega van Klaveren, wordt doorgaans uitgereikt aan mensen die:

1-zich de pleuris (snel) en het schompes (hard) kenne werreke,
2-as de sodemieter an de slag kenne gan – (onmiddellijk aan de slag kunnen gaan als dat nodig is).
3-snel een sloot pleur naar binne kenne werreke – (sneller dan normaal een kopje koffie kunnen drinken tijdens werkpauzes),

en die tijdens ‘het werreku nie zeure ook as’:
1-je klauwe vuil benne – (je vuile handen hebt),
2-ie doch da je gek wier – (je denkt dat je het niet meer aankunt),
3-ie van ’t padje af wees – (even niet meer weet hoe het behoort te gaan),
4-ie ut spougzat ben of assie d’r van spougt – (je er even genoeg van hebt of het niet meer zo leuk vindt).
5-je an je endje benne – (als je duidelijk voelbaar je grens bereikt hebt),
6-pain an je pens of je hasses heb – (als je buik- of hoofdpijn hebt),
7-em niet peert as het werruk niet klar is – (je niet stopt met werken voordat het werk klaar is).

Taal als uiting van een werkcultuur
Hobbema gaf samen met Van Klaveren aan dat in het nieuwe Westlandse werreku, het erom gaat dat naarmate de pensioengerechtigde leeftijd nadert, er niet afgebouwd dient te worden. Zij stelden: ‘Niet rustiger an, maar sneller; niet minder maar meer; niet langer op vakantie maar korter’. Belangrijk in werken en samenwerken noemt Hobbema dat mensen onderling ‘an 1 woord genoeg motte hebbe’ en ‘elkaars taal diene te kenne verstan’. Die gezamenlijke werktaal omschreef zij met een aantal voorbeelden als:

1-Moggie wouwen – (dat zou je wel willen, begrijp ik?).
2-Paas jij mij die riek is an, ik mot de wurft nog anklauwe – (kun je me de hark even aangeven, ik wil het erf nog even aanvegen).
3-Plukkie al? Ja, blad vant richeltje – (zijn de tomaten al rijp genoeg om te plukken? Nee, ik ben wel het onkruid op de muurrichel aan het verwijderen).
4-Ken ma weer beurt weze – (het zal je toch maar gebeuren).
5-Doch ut nie – (ik dacht het niet hoor, wat dacht jij?).
6-Bakkie pleur in de schuur – (we nemen even koffiepauze in de kantine van de schuur).
7-Mok termee – (wat moet ik daar eigenlijk mee?).

Persoonlijkheid en professionele identiteit
Deze uitreiking inspireerde mij opnieuw om de manier waarop mensen hun functioneren invulling geven, te zien als uitingsvorm van iemands persoonlijke ontwikkeling, dat hoe je werkt en leidinggeeft alles zegt over wie je bent en waar je vandaan komt, dat de functies en banen die mensen vervullen een momentopname zijn van hun persoonlijke groei en ontwikkeling. En dat iemand in de vorm van een functie, of in de context van een organisatie, steeds weer heeft te zoeken naar hoe de eigenheid als toegevoegde waarde tot uiting te laten komen. Met name leidinggevenden en managers hebben in mijn ogen baat bij bewustzijn van de rol van werk in hun leven en inzicht in het effect van de onbewust persoonlijke invulling van hun functie. Met als doel zo te functioneren als goed is voor de organisatie, de mensen om hen heen en henzelf.

Voor boeking van Toos en Cor voor al uw werkgelegenheden, ter lering ende vermaeck: levenenwerk@edithlindhout.nl