Auteursarchief: Edith Lindhout

Leiderschapsgroei – Over de lengte en ontwikkeling van ‘de grootsten der aarde’.

Hoe weet je dat je groeit? Dat je jezelf ‘verder’ ontwikkelt? Dat je op de ‘goede’ weg bent, gesteld dat er een goede weg is. Is groeien leuk, en altijd goed, en voor wie precies is dat dan goed? Zijn er verschillende soorten groei en hoe spreken we erover? Wat is groeien eigenlijk en hoe voelt dat?

In den beginne
Vanaf het moment dat ik werd geboren groeide ik, en hard ook. Fysiek gezien behoorde ik altijd en nog steeds tot de grootsten der aarde. Leuk om te zeggen maar in het (net)werkende leven niet altijd even praktisch, want de communicatielijn tussen mensen bevindt zich meestal anderhalve kop onder mij. Om ‘mee te doen’ moet ik dus vaak iets regelen: mensen bewegen te gaan zitten of, al staande, door m’n heup zakken, of door mn knieën (beter voor de rug) of wijdbeens gaan staan, als een giraffe die water drinkt uit een meer.
Onzichtbaarheid als talent
Ik leerde in mijn kindertijd om niet dominant en aanwezig te zijn en om niet al te veel op te vallen, maar juist onzichtbaar in te spelen op het behoeftige leven van anderen, wat ik een heel lastige opdracht vond met mijn lengte. Alzo probeerde ik mij ondanks mijn fysieke groei, innerlijk te verkleinen. Dat ik daar goed in was bleek wel tijdens groepssituaties waarin het me altijd lukte niet gekozen te worden als ik dat niet wilde. Onzichtbaar zijn ondanks fysiek nadeel werd mijn specialiteit. Vooral op het podium bleek dit een hilarische eigenschap te zijn, een vrouwelijke John Cleese in de dop, of een meer hedendaagse ‘Miranda’ uit de gelijknamige serie. Kenmerkend is het gevoel van onderscheid tussen jezelf en het lichaam dat je met je meedraagt. Ik ben niet mijn lichaam maar het is wel van mij. Sorry, voor de ruimte die ik inneem.
Blijven groeien, tegen heug en meug in
Ik heb me jarenlang voelen groeien, tegen heug en meug in. Elke keer bleek ik weer langer dan de vorige meting bij schoolarts of paspoortverlenging. Ik had me er al bij neergelegd dat het groeien nooit zou ophouden. Nu, veertig jaar later en allang gestopt met de groei overvalt mij echter nog regelmatig de gedachte dat ik weer gegroeid ben. Het blijkt dan slechts opnieuw de ervaring te zijn dat ik groot ben, alsof ik dat was vergeten en opnieuw ontdek, in opperste verbazing. Bijvoorbeeld als ik opsta van mijn stoel in een restaurant, of in de trein. Of als ik voor mijn werk een kantoorkamer binnenkom en de dienstdoende directeur een hand schud. Ik ervaar het zelf nog steeds niet als handig of beter gezegd in het kader van persoonlijke ontwikkeling: ik weet er nog niet effectief munt uit te slaan. Alleen sporadisch, als superheld, in trein en op straat bij de bescherming van de zwakkeren onder ons tegen de zichzelf groot wanende aanvallers. Nee, dan ik, ik ben pas groot, ‘grrrrr’, laat ik even mijn tanden zien (ben ik even innerlijk aanwezig) en weg zijn ze. Het is natuurlijk wachten op het moment dat ik mijn hand overspeel, want ik ben wel lang maar niet perse heel sterk.
Natuurlijk leiderschap
Lang zijn is een voordeel in leiderschap. Dat is onderzocht. Of althans, mensen kiezen liever langen dan kleinen als hun leider, vanuit oerinstinct, helaas, want ze kiezen daardoor niet voor leiderschapskennis, -vaardigheid en -intentie.
Lengte is een voordeel voor mensen die graag leider willen zijn/worden. Door mijn lengte zou ik zodoende ook een natuurlijke leider kunnen zijn. In tegenstelling tot de mensen die graag de leider willen zijn, was ik echter meer bezig om het niet te zijn. Wat een luxe zult u denken, je bent het en als je het niet wilt hoef je het alleen maar even af te zeggen. Nu ik het zo opschrijf vraag ik mezelf ook af wat het probleem eigenlijk is. Ik denk dat het zit in het verlangen om deel te nemen, ik wilde graag onderdeel zijn, opgaan in het geheel, een van de groep zijn, deelnemer zijn in plaats van de leider. Dat is een innerlijke wens die me door alleen al mijn uiterlijk niet makkelijk afging.
Leiderschapsgroei
De conclusie die ik lange tijd heb getrokken voor mezelf is dat ik afwisselend dominant en aanwezig kon zijn, of onzichtbaar en afwezig. Zwart of wit. Als ik dan eens innerlijk en fysiek aanwezig was, had ik ook altijd meteen het gevoel ‘teveel aanwezig te zijn voor de gegeven situatie’, alsof een geest ineens zichtbaar werd, de maan ging schijnen als de zon, een boom ging wandelen. Ook kreeg ik bij aanwezigheid altijd meteen mot en onbedoelde concurrentiestrijd met de (meestal mannelijke) (in)formele leiders. Daaruit heb ik geconcludeerd dat leiderschapslengte alleen maar een voordeel voor mannen is en niet voor vrouwen. Als ik als vrouw boven een mannelijke collega of klant uittorende, kreeg ik namelijk nooit het idee dat deze de neiging had om mij onbewust als leider te verkiezen. Sterker nog, uitsluiten werd eerder het doel, met glazen muren en plafonds als strategie. Ook vrouwen hebben niet snel de neiging mij te volgen vanwege dit mannelijke unique selling point. Negeren is dan juist mijn deel; wat ook het beste werkt want het sluit precies aan bij mijn eigen strategie van onzichtbaarheid. Alsof ze het ruiken!
Hoe klein de grootsten der aarde kunnen zijn
Met ‘de grootsten der aarde’ bedoelen we meestal de machtigsten der aarde en dat ben ik zeer zeker niet, hoewel ik het biologisch gezien natuurlijk wel ben. Opmerkelijk dat de figuurlijk groten der aarden helemaal niet altijd groot van stuk zijn. De eerste grote kleinen die in me opkomen en bij deze overtuiging passen zijn Sarkozy,  Merkel, Poetin, Bush en Napoleon. Nu zijn er ook genoeg grote groten zoals Obama, Rutte, Cohen (inmiddels kleine grote) en Stalin die ook niet klein was voor die tijd. Groot of klein, hun innerlijk is, tegengesteld aan die van mij, graag, gemakkelijk en vanzelfsprekend aanwezig.
Soortelijk gewicht
Natuurlijk leiderschap is zo zeker niet alleen de buitenkant, met lengte als uiterlijk gemak, maar ook de binnenkant met de innerlijke status quo van aanwezigheid.
@De buitenkant is hier het verhaal van leiderschapsgroei via drie groeicurves:
1- Fysieke groei (lengte),
2- Performancegroei (leiderschapsgedrag),
3- Functionele en maatschappelijke groei (functie, organisatie, geld, status en bekendheid).
De drie curves vormen het zichtbare stuk van groei.
@De binnenkant staat hier voor innerlijke groei en is de beleving van de werkelijkheid.
Innerlijke groei is onzichtbaar, maar wel voelbaar. Het voltrekt zich naar binnen en hoe groter de innerlijke groei, hoe verder naar binnen iemands ervaring gaat. Het is een terugtrekken uit de manifestatie, uit de vorm, de openheid in. Het heeft niet als doel iets neer te zetten in de wereld, maar het brengt wel gewicht aan dat wat je in de wereld zet. Dit onzichtbare stuk van groei, dat onmisbaar is voor de draagkracht van het zichtbare stuk, zou je kunnen zien als het stuk ijsberg onder de waterspiegel, dat het draagvlak creëert voor het zichtbare stuk boven de waterspiegel.
Er is zo dus een groei naar buiten toe, de buitenruimte, fysiek, de wereld in, de markt op, en er is een groei naar binnen toe, de binnenruimte, de organisatie in, de ervaring van mensen in.
De juiste leiderschapsmaat
De vraag aan leiders is steeds weer of ze zichzelf kunnen dragen, of ze hun machtspositie, hun invloed constructief, voor henzelf, de omgeving en anderen kunnen inzetten en hanteren. De vraag hierin is eigenlijk of ze de juiste maat broek dragen: small, medium, large of extra large, en of ze wel/niet boven hun macht reiken, hun hand overspelen. Mensen weten feilloos of een leider soortelijk gewicht heeft of niet en of deze de juiste maat draagt, net zoals leerlingen weten of hun leerkracht stevig staat ja of nee. Dat gaat niet over de buitenkant, maar over de binnenkant, niet over het gedrag en de aangeleerde vaardigheid maar over de innerlijke groei. Voor krachtig leiderschap hebben beide ruimtes, buitenruimte en binnenruimte, zich gelijk en evenwichtig aan elkaar te ontwikkelen.
Groeien maar
Hoe ik graag naar groeien kijk, van mensen en organisaties, is vanuit de samenhang tussen uiterlijke en innerlijke groei, van externe en interne gerichtheid, van leiderschapsgedrag en organisatiestrategie en van essentie en talent. Verbinden van binnen en buitenkant, verbinden van vanwaar je komt, de bron, en van waarheen je gaat, de toekomst is werken aan groei en noem ik zelfverwezenlijking. Groeien is in ieder geval veranderen, anders worden dan je in eerste instantie bent en doet.
Werken aan groei
Kun je ‘hard werken’ aan groei? Door bijvoorbeeld continue alle daden in groot bewustzijn en zelfreflectie te verrichten? Door te praten met mensen over je eigen daden en handelen en daar een groeilijn in te ontwaren? Of gaat groei en ontwikkeling vanzelf, net als bij bomen en planten? Door gewoon te doen wat je doet? In totale overgave aan iets groters, het hogere dan jezelf? Het gevaar van deze laatste is dat je onbewust handelt en daardoor niet vanuit wie je in wezen bent maar vanuit een onderdeel van jou, een (psychologische of sociale) rol. Het gevaar van de eerste is dat je de natuur, de stroom, dat wat zich als vanzelf aandient, fijnknijpt en eindigt in navelstaren.
Kungfu panda deel III
De combinatie van eraan werken en vanzelf laten groeien is het antwoord op de vraag: het ondersteunen van de natuurlijke groei. Zoals mijn alterego Toos Hobbema in de Westlandse kassen leerde om de anjers in de juiste richting te laten groeien door ‘ze tussen te stoppen’.
Zoals in de film Kungfu panda deel III een dikke grote pandabeer opgroeit als zoon van een vogel en geacht wordt tegen zijn fysieke en psychische natuur van zitten en vreten in, fijngevoelige en beheerste vechtbewegingen te maken als een lichte snelle en sterke krijger. Terwijl mijn kinderen zich een bult lachten om Kung Fu panda, die probeert zich te gedragen naar de rol en taak die hem wordt aangemeten, zag ik in alle serieusheid een totaal verlicht wezen. Wat knap van deze pandabeer dat ondanks psychologische en fysieke mismatches, hij ervaart dat hij precies op de goede plek is, en de taak neemt die hij krijgt –of hij er nou zin in heeft of niet, of hij het kan of niet- en deze in vanzelfsprekendheid, ontspanning, levensplezier en zelfrelativering uitvoert. Het lukt hem nog ook: dit is leiderschapsgroei ten top.
Groei, uiterlijk en innerlijk, gebeurt dus gewoon vanzelf als je er maar wel aan meewerkt.

Edith Lindhout is organisatieadviseur en leiderschapstrainer/coach. Zij bevordert de leiderschapskwaliteit in organisaties door het verzorgen van leiderschapskennis, -kunde en bewustzijn, voor gezonde organisaties.

Zeg sorry! Over de implicatie van een simpel woord en de strijd om wie het uitspreekt.

Terwijl ik met een net ingeschonken hete kop koffie naar een opdrinkplekje loop, slaat  een medebezoeker tijdens het aantrekken van jas per ongeluk tegen mijn hand. De koffie vliegt uit de kop, over mijn mouw en op mijn witte katoenen tas.

In mijn ideale scenario gaat dit als volgt verder:
Ik:           Au! Hete koffie. Sh…, mijn tas en mouw,
Ander:    Oh wat vervelend, sorry!
Ik:           Ja heel vervelend  maar kan gebeuren!
Ander:    Zal ik even helpen schoonmaken?
Ik:           Dank voor je aanbod, maar ik loop zo wel even naar de wc voor een nat doekje.
Ander:    Ok, hier heb je mijn telefoonnummer voor als ik nog wat kan doen of voor als er
              iets beschadigd is.

Zo uitgebreid als ik het nu opschrijf hoeft natuurlijk niet, maar de intentie eronder lijkt me duidelijk: beide partijen erkennen de situatie en hun aanwezigheid en communiceren daarover op verwerkende manier.

Wat gebeurde er in werkelijkheid?
Ik:                 Oeps!
De ander:    Kijkt op, ziet wat er gebeurt, draait zich om en trekt jas verder aan.
Ik:                 Kan gebeuren maar het doet wel een beetje pijn’ tegen niemand in het bijzonder.
Een ander: Gaat het?
De ander:   Loopt zonder iets te zeggen naar buiten.

Wat doet het meeste pijn?
A: de hete koffie, B: de vernielde tas, C: de stinkende mouw of D: het negeren van mij en de situatie? Heel goed, het antwoord is D.
Door de negerende houding van de dader (ja zo ga ik de ander nu noemen), heb ik meer dan koffieschade alleen. Ik voel mij ook nog eens eenzaam en alleen, want ik ben degene die nu in de wc staat om me te ontdoen van koffievlekken terwijl alle anderen, inclusief dader, al heel leuk en gezellig naar buiten zijn gewandeld voor de buitenactiviteit. Bovendien ben ik nu vies en zij niet en heb ik het gevoel dat ik –onterecht!- als onhandig wordt gekenmerkt! Waarom zegt zo iemand niet gewoon even sorry?

Wie is het slachtoffer en wie de dader?
Achteraf analyserend vermoed ik dat de ‘dader’ in haar beleving zelf juist het slachtoffer was, want, verzin ik: ‘voor het eerst op een bijeenkomst waar zij niemand kende, er ook niet zo veel zin in had, maar ja, je was nou eenmaal onderdeel van de groep en dan moest je zo nu en dan je hoofd laten zien terwijl ze er eigenlijk helemaal geen zin in had en wel betere/leukere dingen te doen had; en dan staat er ook nog een vrouw in de weg met nota bene een kop koffie vlak achter haar, terwijl zij net haar jas aan stond te doen. Die vrouw met die koffie had sorry moeten zeggen!’.

De strijd om wie er sorry moet zeggen!
Dit heb ik eerder meegemaakt, denk ik geschokt, poetsend aan tas en mouw want koffie in je kleren gaat zo stinken. In gedachten sta ik weer in de badkamer van een hotelkamer, tanden te poetsen. Als ik klaar ben richt ik me op en draai me om. Terwijl ik dat doe, bots ik tegen de arm van mijn man die daardoor de jus uit zijn glas gooit.

Zei ik toen sorry? Nee! Want ik was in de volstrekte overtuiging dat ik niets verkeerd had gedaan. In alle onschuld had ik me omgedraaid, net als die nare vrouw in het voorgaande voorbeeld. En als je onschuldig bent (wilt zijn) waarom zou je dan sorry zeggen? Mijn man had sorry moeten zeggen, dat hij in de badkamer met een glas jus zo vlak achter me stond, dat is pas stom. In onschuld waste ik mijn handen, hij in schuld, vond ik. Hij was slachtoffer en ook de dader in zijn eigen persoonlijke drama waar ik wezenlijk niets (feitelijk wel) mee te maken had, vond ik. We hadden nog lang strijd, strijd om de schuld. Wie van ons had sorry moeten zeggen? De strijd hield op omdat ik zei dat hij niet hoefde te verwachten dat ik ooit sorry ging zeggen voor iets wat ik  niet gedaan had.

Wat sorry zeggen al niet kan betekenen.
Blijkbaar zeggen we alleen sorry als we ons schuldig voelen. Als we iets hebben gedaan wat we niet hadden moeten doen volgens ons zelf, of als we iets deden dat buiten het verwachtingspatroon en de logica ligt.
Dat we betrokken zijn bij het leed van de ander, doet er op dit soort primaire reactiemomenten niet toe. De angst voor de schuld ligt altijd op de loer. Te bedenken dat bovenstaande alleen nog maar gaat over koffie en jus d’orange. Hele organisaties gaan intern ten onder aan de onderlinge strijd over schuld, oorlogen zijn gevoerd over de vraag wie slachtoffer/dader is in plaats van naar de feitelijke handelingen, oorzaken, problemen en oplossingen te kijken met aanwezigen. De gedachte: ‘als ik maar niet de schuld krijg’, zit diep in ons collectieve zijn verankerd’.

Verzachten van het ontstane leed.
Zie hier: een pleidooi voor sorry zeggen, ook als je je onschuldig voelt maar ziet dat de ander leed heeft ondervonden door jouw gedrag, hoe goed en legitiem dat gedrag ook was en hoe onschuldig je je ook voelt. Is dit niet ook de weg naar verbinding, harmonie en vrede? Een simpel woord: sorry. Geen daden, geen plannen, geen analyses, geen geprakkizeer (alterego Toos Hobbema red.) maar een woord: sorry. Hoe simpel kan het zijn.

Opvoeding
Terwijl ik mijn kinderen leer om sorry te zeggen als ze iets doen dat de ander schaadt, ook als dat per ongeluk is gebeurd ja!, besef ik me dat ik zelf nog een lesje te leren heb. Om het denken in slachtoffer en dader, schuld en onschuld, en de daarmee gepaard gaande strijd over de rolverdeling tussen grote mensen in een drama los te laten.

Voorkeursrol
In het drama zijn we blijkbaar allemaal liever het slachtoffer dan de dader. Door sorry te zeggen denken we de verdenking van het daderschap op ons te laden. Niets is minder waar.
Als volwassene kunnen we sorry zeggen ook als we menen niets gedaan te hebben.
Sorry zeggen is niet de schuld op je nemen maar de situatie betreuren en je eigen feitelijke aanwezigheid daarin erkennen. Je geeft de ander de gelegenheid te zeggen, ‘ja het spijt mij ook’, of ‘het geeft niet hoor’ of ‘kunt u me even helpen’. Dan is niemand slachtoffer of dader, en wordt het aanwezige publiek niet klemgezet in de rol van rechter of helper.

Groot
Beide partijen kunnen sorry zeggen, het maakt niet uit wie de eerste is. Sterker, de eerste die sorry zegt is groot. De kwetsbaarheid om het te doen is ook groot, eerlijk is eerlijk, want de ander kan in plaats van: ‘het spijt mij ook’, ook reageren met de opmerking: ‘ja eikel, had je maar uit je doppen moeten kijken’. De schuld wordt je alsnog in de schoenen geschoven. Dit aankunnen, daar moet je wel heel groot voor zijn.

‘Sorry hoor’ komt van het Engelse I’m sorry – het spijt me.
Waar zeg je precies sorry voor? Waar heb je spijt van? Wat is het precies dat je spijt? Ja, daar zit speelruimte om het gevoel van schuld te omzeilen! Bijvoorbeeld: Het spijt me dat
– we in een ongelukkige samenloop van omstandigheden terecht zijn gekomen;
– u dit is overkomen;
– ik u koffie net omgooi;
– u vlak achter me stond toen ik mijn jas aan wou doen;
– uw tas nu vernield is;
– u de rest van de dag naar koffie ruikt.

Zou het werken?
Goed samen werken en samen leven door af en toe gewoon ‘sorry’ te zeggen, of ‘pardon’, of ‘o jee wat erg’ of ‘goh wat jammer’? Zou het werken?

Proberen?

‘Geachte vaklui en managers’. Van strijd naar samenwerking binnen de schijnbare tegenstelling.

We wisten al dat het managen van professionele processen een vak is, maar nu in de Volkskrantspecial ‘Fuck the manager’ van 28 januari gesproken wordt over een kloof tussen managers en vakmensen weten we het zeker. Ik lees onder andere dat er ‘sprake is van een botsing tussen de managersideologie van efficiëntie en schaalvergroting en de ideologie van de vaklui -zoals leraren, verpleegsters, programmamakers- van kwaliteit en menselijkheid’.

Het is duidelijk dat de manager hier de kwade genius of zondebok is. Het wij-zij denken in politiek en samenleving roeien we uit, maar in het praten over organisaties wordt de tegenstelling (die tussen management en vaklui) in het katern fijn van stal gehaald. Als leiderschap- en organisatieontwikkelaar raakt deze polarisering mij omdat professie en management uiteindelijk hetzelfde doel dienen.

Voormalig klooster werd steenfabriek en is nu in handen van kunstenaars – foto december 2011

De kreet ‘I hate business’, getekend door een kunstenaar in een voormalig klooster/steenfabriek, geeft in één oogopslag een kant van de kloof weer. Ik herinnerde mij door het lezen van deze kreet vooral mijn eigen kloofervaring, als marketeer in samenwerking met professionals in de kunstsector. Ik begaf mij toen aan de ‘andere’ kant en had toen wel eens momenten dat ik ‘I hate professionals’ op de muren wilde kalken.
Waarschijnlijk net als Van Bijsterveldt in de loopgravenoorlog met het onderwijsveld. Of zoals Rosenthal die -volgens columnist Grunberg- het volk het liefst zou willen afschaffen om een betere democratie te krijgen, zo wilde ik het liefst de professionals afschaffen om een effectievere en succesvollere organisatie te verkrijgen.

Opheffen van de tegenstelling. Leren leidinggeven aan organisatieprocessen gaat echter juist over het integreren van het zakelijke en het creatieve, van de bedrijfslogica en de bedrijfsspirit, van de efficiency en de inhoud.
Creativiteit en chaos roepen om structuur en zakelijkheid en andersom. Ze hebben elkaar nodig en succes is afhankelijk van de mate waarin een organisatie in staat is deze twee in zich te verenigen, zowel in de organisatiestructuur, als in de vaklui en in de managers.

P.s. Dit samenbrengen van tegenstellingen in organisaties introduceerde managementgoeroe Robert Quinn overigens al begin jaren tachtig van de vorige eeuw met zijn concurrerend waardenmodel voor organisaties en managementopleidingen. De boodschap is -vrij vertaald- om in samenwerking vooral geen bevolkings-, pardon, beroepsgroepen en hun waarden, uit te sluiten.

Managen van de waarden. De enige reden waarom mijn samenwerking met de vaklui niet in een felle wederzijdse tegenwerking uitliep, was mijn manager, die  boven de partijen stond en vanuit organisatieoogpunt mijn afdeling en de professionele afdeling aanstuurde op samenwerking binnen de organisatiedoelen.

Daarvan leerde ik dat de kloof alleen kan ontstaan als er managers zijn die slechts voor efficiëntie en winst gaan, en als er professionals zijn die alleen voor kwaliteit gaan en vasthouden aan de visie op hun vak.

Leren leidinggeven aan professionele stromen. Voorkomen van een kloof en de uitwerking van het kloofdenken effectueren, is de taak van de leider die professionele processen managet. Het en-en denken is hier de truc want eenmaal in de loopgraven van het kloofdenken (‘jouw waarde of de mijne’) is het moeilijk samenwerken.
Door met managers te spreken over ‘professional zijn’ en ‘manager van professionals zijn’, leerde ik veel over de kloof en vooral over de kloof in mij. De kloof die uiteindelijk gaat over inspiratie aan de ene kant en doelmatigheid aan de andere kant.

Tijd voor een goed gesprek! Een waarschuwing vooraf.

Zin in nu eens een echt goed gesprek? Niet doen! Nadat ik 4 volwassenen in de vorm van 2 echtparen in de film Carnage (bloedbad) van Polanski zag die elkaar lang bezighielden om tot dat goede gesprek te komen, kwam ik erachter dat juist de wens om nu eens echt goed me elkaar te praten, maakt dat het niks wordt.

Ontaarding
Op inhoud  ben je vaak allang klaar met elkaar, maar gevoelsmatig wil je nog iets van de ander. Dat is het moment waarop het noodlot toeslaat. De afbreker hangt in de lucht als het zwaard van Damocles en als het valt … kan het nog heel lang duren voordat je naar huis kunt met het gewenste goede gevoel.

Ook in het promotieonderzoek ‘Overleg, niet voor de vorm’ van Patrick Vermeulen staat een conclusie die ik hier graag aanhaal: regelmatig wordt er geen of zelfs een negatief effect van overleg gevonden. Toch samenkomen en met elkaar willen praten? Lees dan verder, over een mogelijk ‘goed’ verloop van een ‘goed’ gesprek.

Gesprektechnieken alleen werken niet
Als volleerd communicatie-expert beschik ik over alle gesprektechnieken die op aarde bestaan om goede gesprekken te voeren en vrede op aarde te bewerkstelligen. Toch heb ik gemerkt dat dit alleen niet voldoende is. De intentie die met die technieken gepaard gaat luistert nauw. Te zien hoe snel de goede verheven bedoeling omslaat in afbrekende gedachten en intenties is het analyseren waard.

Drie slechte goede gesprekken uit het dagelijks leven:
Op het werk
*Een goed bedoeld oriënterend kennismakingsgesprek, ontaardde in een eenzijdige gedragstest met ondervraging. Hoe ik ook probeerde, ik kreeg het gesprek niet op een gelijkwaardig uitwisselingsniveau. Uiteindelijk wilde ik alleen nog maar een paar stevige psychische rammen uitdelen door het plaatsen van lullige opmerkingen over de ander.
In de gang
*In een drukke gang nam iemand uitgebreid en vriendelijk de tijd om mij te vertellen dat ze niet lullig wilde doen maar gewoon niet geïnteresseerd was in mijn mans werkzaamheden. De persoon in kwestie bleef deze boodschap ondanks mijn begripvolle opmerkingen, herhalen. De dreun die ik wilde uitdelen groeide aan.
Aan de telefoon
*Tijdens een telefoongesprek waarin ik goed voorbereid mijn zorgen vertelde over de omgang van onze kinderen met elkaar, wilde iets in mij heel graag nog even zeggen dat de zoon van de ander stommer was dan de mijne.

Verheven tot elkaar komen.
Verheven en vol goede bedoelingen treffen we elkaar aan, rond praat-, koffie-, en overlegtafel, thuis, op visite, in café restaurant, in de gang, aan de telefoon en op het werk, onze beste beentjes voor. En dan gebeurt het:
– De ander is het niet met je eens, of jij bent het niet eens met de ander (ja dat kan!),
– Het gaat ineens over iets heel anders dan gewild,
– Er komt plots een verborgen frustratie of pijnpunt op tafel (die iemand persoonlijk wordt
   aangerekend),
– Er slaat een toon aan die niet zint,
– Iemand zegt iets wat nergens op slaat (vind jij),
– Er is geen interesse voor wat er gezegd wordt maar toch blijft iedereen zitten totdat de
   spreker
   wegens gevoelde desinteresse ontploft (figuurlijk),
– Niemand zegt iets en iedereen kijkt vol goede bedoelingen en glimlachend naar elkaar.
– Iemand praat zonder dat iemand weet waarover het gaat.

Het noodlot slaat toe: het beste beentje voor wil trappen
Welk goedbedoeld en te lang gevoerd gesprek ook, het omslagmoment van verhevenheid naar chagrijn, frustratie, moeheid, ergernis breekt altijd aan, het omslagmoment dat het beste beentje voor wil gaan trappen. In zo’n omslagmoment laat ieder zijn persoonlijke achterkant van verhevenheid en goede bedoelingen zien. De pijn is niet meer te harden en er moet teruggeslagen worden om te kunnen vertrekken met goed gevoel.  Na elke slag echter krijg je er weer een terug.

Hoe te stoppen? Drie opties op rij.
1.Weglopen
gaat een team samen de hei op om nu eens even echt goed te praten met elkaar. Waarover? Over de kern van de zaak. Een heel weekend lang.  Waar leiden die goede gesprekken toe? Tot venijnig (terug)rammen. De enige manier om er een eind aan te breien is weglopen, wat een van de teamleden ook doet.
2. Praatloosheid
Ineens begrijp ik alter-ego Toos Hobbema ook beter die de Westlandse neiging heeft om haar bakkies in de schuur zwijgzaam en denkend aan het werk dat nog moet gebeuren, door te brengen, zo nu en dan ongearticuleerd een mompeling laten klinkend, vrij voor ieders interpretatie. Niet te veel praten en gewoon je werk doen: ‘Je mot niet prate maar werreku’.
3. Heb het hart!
 ‘Heb het hart niet’, was een waarschuwing, uitdagend of verbiedend uitgesproken door mijn oma als ze vermoedde dat je iets heel naars ging doen. Heb het hart wel, betekent dan dat je je hart opent, aanzet, groot maakt, om over je eigen schaduw heen te kunnen stappen. Het is een ware kunst om gesprekvoerend door het leven te gaan met een open hart, voor de ander en jezelf. Hoe idioter de ander (volgens jouw norm), hoe moeilijker. Het hart zit van angst potdicht. Toch is het proberen het waard!

Waarschuwing in de wind?
Heb je toch het voornemen om de komende tijd te gaan praten? Open dan je hart en neem mee:
* Er is geen kern van de zaak en al helemaal niet een die je gezamenlijk deelt.
* Verlies jezelf niet tijdens het winnen van de ander.
De aanname dat er een kern van de zaak is, maakt dat mensen bij elkaar gaan zitten en wachten tot de kern vanzelf bovendrijft. Hoe meer wachttijd, hoe meer bloedbad want … tijdens het wachten op de kern praten we om het praten, zonder focus, en dan kunnen er ineens dingen uitkomen die geen verheffende werking hebben. Blijf bij je eigen kern en laat de ander de ander.

Verantwoorde tips ter afsluiting
In het promotieonderzoek ‘Overleg: niet alleen voor de vorm!’ van Patrick Vermeulen staan drie succesfactoren voor overleg genoemd die ik hier graag aanhaal (vrij vertaald):
1. Weet met welk doel je bijeen bent.
2. Maak een keuze: doe mee of niet. Natuurlijk gaat dat makkelijker als je aansluiting voelt bij
    de heersende normen in de groep, je steun ervaart voor je aanwezigheid en je
    persoonlijkheid aansluit bij anderen (aldus Vermeulen).
3. Heb aandacht voor elkaar en ieders individuele motivatie, capaciteit en gelegenheid om
    aanwezig te zijn.

Veel plezier gewenst met de goedbedoelde goede gesprekken en ter lardering de korte-film ‘Wachten op Harold: http://www.mathijsgeijskes.nl/www.mathijsgeijskes.nl/wachten_op_harold.html

‘Surfen op de golven van de organisatie. Dienend leiderschap bij organisatieontwikkeling’.

Een organisatie blijft bestaan, ook als de mensen die erin werken vertrekken. Dit gegeven maakt het interessant om het systeem van de organisatie te leren kennen en de krachten die in een organisatiesysteem leven te leren zien. Als een leider kan werken met de bewegingen in het organisatiesysteem, zoals een surfer op de golven van de zee, is dat goed voor de ontwikkeling van de organisatie en de mensen die erin werkzaam zijn. In dit artikel beschrijf ik de kenmerken van een organisatiesysteem en kijk ik naar de dienende rol van de leider bij organisatieontwikkeling.

Het volledige artikel is te lezen in TvOO december 2011 en op
http://www.edithlindhout.nl/images/Surfen.pdf

Extra voorbeelden bij het artikel:

Recht op een plek
Het leveren van een professionele inhoudelijke bijdrage, aan de ontwikkeling van een product waar de organisatie veel geld mee gaat verdienen, wordt intern niet erkend en op waarde geschat. Wel vaker vraagt en neemt de organisatie van de medewerkers zonder dat daar iets tegenover staat. Door de jaren heen is de balans van geven en nemen steeds verder verstoord geraakt met als gevolg een hoog langdurig ziekteverzuim en vertrek van senioren en hun expertise.
Rangorde in leiderschap
Een projectleider werd geacht een nieuw klanteninformatiesysteem op te zetten. Voor deze taak was hij speciaal gedetacheerd vanuit een andere organisatie. Hij moest samenwerken met een kwartiermaker die ook gedetacheerd was vanuit weer een andere grotere organisatie. Daar waar de kwartiermaker zichzelf als de leider van de organisatie rondom het te organiseren informatiesysteem zag, zo zag de projectleider zichzelf als gelijke en zag een
persoon uit zijn eigen organisatie als zijn direct leidinggevende. De samenwerking tussen beide gedetacheerden verliep al gauw slecht, wat werd gezien als een persoonlijke kwestie tussen deze twee. Zodoende werd er gewerkt aan de skills van de projectleider om met de kwartiermaker om te kunnen gaan die zo dominant, bazig, manipulatief zou zijn en niet wenste te overleggen en samen te werken. Op deze manier bleef het eigenlijke probleem, een verstoring in de ordening, ongezien en werd ervoor gezorgd dat dat wat eigenlijk erkend en gezien moest worden, onbespreekbaar bleef, namelijk de juiste verdeling van taken, verantwoordelijkheden, leiderschap en invloed.
Erkennen van angst 
Een managementteam van een juridisch adviesbureau, verwachtte van zijn medewerkers meer eigen initiatief en ondernemerschap. Zij gaven leidinggevenden de opdracht te sturen op deze gedragsverandering. Echter, het managementteam zelf bleef zijn leidinggevenden sturen op het aantal te behandelen dossiers waardoor er geen tijd en ruimte overbleef om eens iets anders te proberen. Door de hoge targets en perfectiegraad ontstond er bij de medewerkers grote druk en een gevoel van tekort schieten. Ook werd elk initiatief om het anders te doen bestempeld door het management als: ‘dat werkt toch niet’ of ‘het niveau van de ideeën is zo laag’. Op deze manier lukte het om werkelijke verandering tegen te houden. Deze manier van handelen was zo onbewust en patroonmatig in de organisatie verankerd, dat een cultuurverandering door leiderschapstraining geen enkel effect had. Er diende eerst iets op managementniveau erkend te worden: de angst voor verlies van controle bij innovatie en experimenten.

Voorbeelden van onbewuste positionering van leiders

Persoonlijke ambitie als leidraad

Dat het afdelingshoofd communicatie onder het beheer van het mt-lid was komen te vallen klopte functioneel niet en maakte dat het afdelingshoofd op deze functie inhoudelijk meer naar de directeur neigde dan naar het mt-lid. Deze situatie deed de werkrelatie van de opvolger van het afdelingshoofd met het mt-lid geen goed. Het nieuwe afdelingshoofd, geen weet hebbend van de gebeurtenissen van voor haar komst, verbaasde zich over het gedrag van het mt-lid aan wie zij rapporteerde. Deze eiste fysieke aanwezigheid en gehoorzamen en uitvoeren waren het devies. Bovendien stuurde het mt-lid informeel en achter de rug van het afdelingshoofd om zelf de medewerkers aan. Intussen zocht de nieuwkomer ook de -inmiddels nieuwe- directeur op, tot grote irritatie van het mt-lid. De directeur legde de slechte werkrelatie tussen mt-lid en het nieuwe afdelingshoofd communicatie uit als een typisch vrouwenprobleem in plaats van te zien dat de ambities van het mt-lid om zoveel mogelijk functies onder haar beheer te krijgen en zelf zo min mogelijk leiderschap te dulden, de rangorde verstoorden. Dit deed de organisatie en de mensen om haar heen geen goed.
Chaos en verwarring van taken
Focusloos maar creatief en vrij bewoog het mt-lid zich door de organisatie,vol vuur, passie, ideeën en gevoel voor het belang van politiek gedrag. De medewerkers hadden geen idee welke lijn te volgen en ‘besloten’ elk voor zich hun eigen koers te varen en de krenten uit de pap te halen. Er ontstond taakoverlapping tussen medewerkers en afdelingen en de efficiency nam af. Er was een medewerker die uit een gevoel van noodzaak het leiderschap over nam door te zorgen voor overzicht en communicatie met de andere afdelingen. Door deze taakovername werd de rangorde verstoord en het MT-lid kwam buiten spel te staan. Een nieuw mt-lid nam de leiderschapstaken wel op zich waardoor de ordening en afbakening leiderschap/lidmaatschap hersteld werden en daarmee de rust terugkeerde. De medewerker werd de belangrijkste adviseur van dit nieuwe mt-lid en werd zo erkend in haar bijdragen en kunde.
Magisch leiderschap
Johan Cruijff werpt zich op als redder van Ajax en roept onrust en beroering op bij het zittende management. Zij voelen zich verslagen door de volksheld en besluiten op te stappen. Cruijff krijgt nu de ruimte om binnen de rangorde zijn leiderschap te tonen, nu vanuit een formele positie als bestuurslid. Ondanks deze insluiting van Cruijff en daarmee de liefde voor voetbal, is de onrust in alle gelederen voelbaar. De vraag is of hij in staat is om vanuit zijn magische liefde voor voetbal en Ajax in het bijzonder, zijn leiderschapsgedrag dienend in te zetten. Dat vraagt niet om expertise maar om zelfinzicht en bewustzijn van de eigen manier van positioneren ten opzichte van leiderschap.

Voor het artikel: http://www.edithlindhout.nl/images/Surfen.pdf

Overmacht

Bij aankomst bleek dat de school ondergelopen was wegens langdurige dakwerkzaamheden en een enkele nachtelijke regenbui. De kinderen mochten veiligheidshalve niet naar binnen. Kinderen blij, ouders naar huis in plaats van naar het werk. Als het journaal ons beelden van zoiets in Afrika zou tonen zouden we zeggen: ‘typisch Afrika’ maar nu riep iedereen welwillend in koor: ‘overmacht’. Opvallend hoe de culturele locatie van een gebeurtenis, ons oordeel beinvloedt.

Ben je nou helemaal Stapel geworden? Over presterende professionals die preventief potentiële ontsporing willen voorkomen.

IJdel, gedreven door macht en aanzien, afschuwelijk tegen leerlingen bij tegenspraak, bluffend door iedere scepsis heen, charmant en charismatisch tijdens het beïnvloeden van junioren, uitgekookt in het bedonderen van senioren en collega´s. Enkele reacties uit het rapport over het functioneren van Diederik Stapel, de Tilburgse hoogleraar die onderzoeksresultaten fingeerde.
Over Stapel zijn
Iets doen en daarvan weten dat het niet deugt, doorgaan ook als je weet dat je niet goed bezig bent. Dat is mijn definitie van Stapel zijn. 
Wij zijn niet Stapel!
Net als Stapel hebben we als professionals, in ontwikkelland, een vak waar we voor staan, waarmee we waarde willen toevoegen aan onze omgeving en, eerlijk is eerlijk, daarmee graag ook naam en faam maken. Echter, fraude en bedrog plegen om de resultaten van ons werk mooier te maken, zo Stapel zullen wij het in ons vak niet maken. 
En toch? Een voorbeeld van een ‘verdwaalde’ trainer
Als zelf gerespecteerd senior trainer/organisatiebegeleider trof ik mezelf onlangs aan in een ‘teambuildingsessie’ en ik hoorde mezelf door een stressvol  hoog bewustzijnsniveau  zeggen: ‘Hallo, ik ben Edith Lindhout’ om daarna in zwijgen te vervallen. Slechts een vaag gevoel van schaamte ontstond in mij zoals ik daar stond met mijn 1m84 in een te korte overall waardoor de broekspijpen op hoog water stonden en de te grote schoenen er opvallend onderuitstaken. Bovendien droeg ik een vormeloos haarkapje en een stofbril, model Lee Towers. Tegenover mij stonden 20 deelnemers, net als ik in ‘tele-tubbiepak’, mij en elkaar aan te kijken in een sciencefictionachtige witte trainingsruimte, raamloos, TL-bebalkt en met droge steriele lucht. In deze gesteriliseerde omgeving was geen water en eten toegestaan en geen wc aanwezig. Een lange stilte, in afwachting van mij, volgde. Ik werd geacht vier van deze sessies van 2 uur voor 6 teams, te gaan doen en ik hoorde mezelf denken: ‘Wat doe ik hier, met deze mensen?’.
Ai, kan dit wel?
Ai, hoor ik u denken. Wat is dit voor een trainingsruimte? En aIs dit teambuilding is, hoe herkennen de deelnemers elkaar dan en hoe communiceren zij met elkaar over hun gedachten en gevoelens met betrekking tot de reorganisatie als zij elkaar niet kunnen zien en nauwelijks kunnen horen? Hoe zit het met de kwaliteit van het programma en het effect voor de deelnemers en de organisatie. Is dit eigenlijk arbo-technisch wel verantwoord? Hoe zit het met de basisvoorwaarden voor een training en de gezondheidscondities voor de trainer en wat vind deze er eigenlijk zelf van wat ze nu helemaal wel niet aan het doen is? Hoe haalt ze het eigenlijk in haar hoofd om deze opdracht aan te nemen? Welk bureau heeft dit eigenlijk verkocht? Zijn ze nu helemaal Stapel geworden?
Wat doe je dan?
Mijn algemeen aanvaarde professionele reactie was om me groot te houden en door te buffelen en bluffen over nut en zin en programmaopbouw en begrip voor iedereen, het beste ervan maken binnen de randvoorwaarden en tijd en kostuums die ons gegeven waren. Ondanks een dalende motivatie en zelfvertrouwen ging ik vooral niet zeggen: ‘Dit gaat niet!’. Niet bij mij, niet voor jullie, niet voor de organisatie en niet voor de opdrachtgever. Op dat moment ging ik ‘gewoon’ door. Na afloop was ik kapot. En ik wist: ik moet nog 23 keer.
Zijn wij niet allen Stapel?
Ik begon mij af te vragen hoe lang verschillende partijen het spel zouden blijven meespelen, wetende dat het werk geen enkele positieve werking kende? Geen enkel gewenst resultaat zou opleveren? En dan toch doorgaan, is dat niet ook een soort van fraude en bedrog maar dan vertaald naar de wereld van opleiden en ontwikkelen?
Niet het doel en resultaat van de interventie staan centraal, maar de uitwisseling van diensten en geld, goede bedoelingen, vriendschapsgevoelens en verhogen van omzet en het gevoel ‘iets gedaan te hebben’ en klaar te zijn na gedane zaken.
Over de professionele grens heen
Als professional kwam ik mijn persoonlijke professionele grenzen tegen. Wilde ik deze met voeten treden? Nooit eerder stond ik in mijn werk zo aan de grens van de rekbaarheid in wat nog kan en wat echt niet meer kan rond het leveren van producten met bepaalde prestatieverwachtingen. Ik kon kiezen voor doorgaan -en daarmee geld verdienen- of de opdracht teruggeven –en mezelf als zelfstandig professional serieus blijven nemen.
Te rade bij Stapel, een gesprek.
Met Stapels persverklaring van 3 november, heb ik mijn gedachten kunnen scherpen en een en ander kunnen afleiden voor presterende professionals die preventief potentiële ontsporing willen voorkomen.
Stapel: In de academische wereld ligt het ambitieniveau hoog en is de competitie voor schaarse middelen enorm.
Edith: Nou, dat lijkt mijn werk wel! Maar wat wilt u daarmee zeggen?.
Stapel: De afgelopen jaren is die druk mij te veel geworden.
Edith: Welke druk precies?
Stapel: Ik heb de druk te scoren, te publiceren, de druk om steeds beter te moeten zijn, niet het hoofd geboden.
Edith: U voelde de druk om steeds beter te moeten zijn? En u zegt dat u deze druk niet ‘het hoofd geboden heeft’, er geen weerstand aan geboden heeft, maar wat deed u dan wel met die druk?
Stapel: Ik wilde te veel te snel.
Edith: Wat bedoelt u daar concreet mee?
Stapel: In een systeem waar weinig controle is, waar mensen veelal alleen werken, ben ik verkeerd afgeslagen.
Edith: O, dus door de voor uw beleving te hoge prestatiedruk en te weinig controle bent u verkeerde dingen gaan doen? Welke dingen deed u dan precies
Stapel: Ik heb de fout gemaakt dat ik de waarheid naar mijn hand heb willen zetten en de wereld net iets mooier wilde maken dan hij is
Edith: Dat klinkt nobel zeg, maar wat deed u nu precies verkeerd?.
Stapel: Ik heb gebruik gemaakt van oneigenlijke middelen …
Edith: U bedoelt onderzoekgegevens vervalst?
Stapel: … om de resultaten aantrekkelijk te maken.
Edith: Ja oké, maar vervalst is vervalst en voor wie werd het dan toch aantrekkelijker? Niet voor de vleeseters denk ik.
Stapel: Ik hecht eraan te benadrukken dat de fouten die ik heb gemaakt, niet zijn voortgekomen uit eigenbelang
Edith: Uit wiens belang dan wel?
Stapel: Ik besef dat er nog heel veel vragen zijn. Mijn huidige gesteldheid staat mij echter niet toe deze te beantwoorden. Ik zal nog diep moeten graven om te achterhalen waarom dit alles gebeurd is, wat mij hiertoe heeft bewogen.
Edith: Nou volgens mij valt dat toch wel mee? Het lijkt me voor de hand liggen: u wilde presteren op hoog niveau om naamsbekendheid te verkrijgen en dat kon alleen door te frauderen dacht u. Dat u dit niet hebt uitgewisseld in een intercollegiale leersessie lijkt me inderdaad iets om uit te zoeken.
Stapel: Ik heb hierbij hulp nodig die ik inmiddels ook heb gekregen.
Edith: O, dus ik ben hier als coach niet gewenst?
Stapel: Hier wil ik het op dit moment bij laten.
Verkeerd afslaan
Rasoplichters daargelaten, met ‘verkeerd afslaan’ volgens Stapel, gaan we als professionals voor persoonlijke ambitie, succes, aanzien en bekendheid zonder de verbinding met kwalitatief hoogwaardig en betrouwbaar werk binnen de grenzen van het professioneel toelaatbare volgens branche, beroepsgroep (en soms zelfs ook de rechtbank). ‘Verkeerd afslaan’ betekent alle middelen daartoe heilig achten, zo ook het overschrijden van de afgesproken professionele grenzen.
Preventie voor potentiële ontsporing van profs: in afbakening ligt kwaliteit 
De belangrijkste les van Stapels ondergang is dat hij verkeerd is afgeslagen omdat hij niet werd gecontroleerd. Juist bij professionals met een sterke identificatie met werk en werken, en het verlangen daarin succes te hebben en wellicht zo een gevoel van bestaansrecht en eigenwaarde op te doen, ligt het gevaar op de loer je te verliezen in een Stapel. Juist dan is een beroepsgroep/collega’s belangrijk om de persoonlijke en afgesproken professionele grenzen uit te wisselen en op aan te spreken. In de afbakening ligt de kwaliteit, in dat wat we NIET doen.
Codewoord Stapel: Werking of werken
Laat Stapel een codewoord zijn, voor de bereikte grens, voor de maximaal bereikte oprekking van de verbinding tussen persoonlijke ambitie en leveren van kwaliteit. Daar voorbij betekent Stapel zijn: voorbij de professionele maat, waar alleen persoonlijke ambitie regeert, waar professioneel succes in het teken staat van persoonlijke behoefte en gemis. Dan blijft het vak gaan over de werking van ons werk en niet over onze naam en faam door het werk. Over ‘eerlijk scoren’ gesproken.

De werking van een splinter. Waar het kleine groot in kan zijn.

De splinter
Niet alleen een heftige gebeurtenis of een zwaar ongeluk, ook een kleine splinter brengt mij volledig uit m’n evenwicht, letterlijk.  Niet meteen in een klap, onontkoombaar, maar venijnig, uit het zicht, traag en geduldig.

De werking van een splinter en enige frustratie
De splinter neemt zijn tijd. Na 3 weken is dat rotding er nog niet uitgekropen, ook niet met boter, groene zeep en eeltplijsters van grootmoes tips. Naar de dokter ga ik natuurlijk niet, dat is eng, dat doet pijn, dan blijkt er een veel grotere kwaal achter te zitten en het kost tijd die ik niet heb. Nee, gewoon de natuur zijn werk laten doen, en geduldig wachten tot de splinter genegen is te vertrekken.
Het maakt me niet zoveel uit waarheen, het liefste toch wel eruit, als ik het maar niet meer zie en … ik weer gewoon kan lopen. Want ja, de plaats van de splinter speelt in dit verhaal een belangrijke rol, namelijk aan de onderkant van de voet, onder de rechter grote teen. Om de pijn te vermijden loop ik dus steeds op de rechterzijkant van m’n rechtervoet, al 3 weken, ook tijdens dagwandelingen in de bossen.

Ontwrichting
En ja, nu: de splinter zit er nog en ernstige rugklachten treden op. Mijn grote, gezonde, sterke, fysieke lichaam staat door een houten splintertje van 0,2 cm, scheef!? Pijn in mijn rug is er dankzij deze splinter!? Waar het kleine groot in kan zijn: ontwrichten!
Door op een plek te gaan zitten die daar niet voor bedoeld is, en dan niets doen behalve lekker blijven zitten. Door aanwezig te zijn en niets te doen ontstaat een enorme werking, millimeterwerk maar zooooo effectief – uitgaande van de valse bedoelingen van een splinter in dit geval, en niet van de spirituele boodschap die wellicht achter deze gebeurtenis schuil gaat (‘wat wil de splinter mij vertellen’).

De Dino en de bacterie
Ik begin mijn situatie te vergelijken met de ondergang van de dinosauriërs door de bacterie, de vernietiging van Goliath door David, het einde van veel Middeleeuwers door de pest, de ondergang van de Romeinen door de geboorte van Christus, en -uit beroepsdeformatie- ook met het mislukken van organisaties door misplaatste medewerkers.

Misplaatste medewerkers en het geheim van ‘aanwezigheid’
Het kleinste brengt het grootste uit evenwicht. Het geheim? Gewoon rustig blijven zitten waar je zit en je aanwezigheid z’n werk laten doen. Het duurt even maar dan heb je ook wat. Een ontwrichtende werking, met een al dan niet beoogde verandering als resultaat. Bedoeld of onbedoeld, gewenst of ongewenst, het onbewuste ongemak en daarmee de ontketende verandering, schuilt in:
  1. De kleinste rimpel (denk aan een plooi in je sok tijdens het wandelen maar ook aan sfeerrimpels zoals een licht onaangename woordenwisseling tijdens de koffiepauze), in de
  2. Onbelangrijkste medewerker (die braaf maar ongeïnspireerd z’n ding doet), in de
  3. Onopvallendste ontevredenheid (die via een genegeerde behoefte in de organisatie bovenkomt), en in de
  4. Onschuldigste aanwezigheid (die onbewust op andermans plek zit en de verkeerde dingen zit te doen).
Wie of wat is de splinter? Verwijdering van ongewenste elementen!
Dit wetende, hoe kom je er –op tijd!- achter wie, wat en waar de splinter is? En bovenal: hoe verwijder je een op tijd ontdekt en ongewenst sujet zo snel, effectief en pijnloos mogelijk?

Splinters in voeten, balken in ogen
Terwijl ik hierover nadenk, komt het woord balk in mij op: ‘Wel de splinter in het oog van de ander zien, maar niet de balk in het eigen oog’, ofwel iemand anders wel bekritiseren, maar eigen gebreken niet opmerken.
Hmm, ik word even afgeleid van het onderwerp hoe een en ander te verwijderen en lees op google verder uit de bron van deze tekst in Matheus:
‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden’.
En wat ziet gij den splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk, die in uw oog is, merkt gij niet?’
‘Of, hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog?’
‘Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders ogen uit te doen’.

Om een lang verhaal kort te maken
Na lezing besluit ik onmiddellijk een doktersafspraak te maken. En wat betreft het ontdekken, omgaan met en verwijderen van splinters in uw organisatie kan ik nu vast zeggen: doe uw voordeel als zelf- en/of organisatiemanager met het ‘ongewenste element’ en benader het met aandacht en onbevangenheid. Wie weet wat het u vertellen wil.

Werkmentaliteit. Een persoonlijke casus over de invloed van regionale cultuur op identiteitsvorming en werkhouding.

Niet voor niets heet mijn bedrijf ‘Leven en Werk’, want waar ik vandaan kom, werken ‘we’ alleen maar, dit in tegenstelling tot regionale gebieden waar men alleen maar ‘leven’ kan en dan bedoel ik in de zin van ’het leven is meer dan het werk dat gedaan moet worden’. Genieten, ontspannen, en voorrang geven aan persoonlijke (ontwikkel)behoeftes zijn/waren dan ook mijn grote allergie. Dit alles ontdekte ik pas toen ik na mijn studie ging werken.

Westlandse werkhouding in de stad
In mijn eerste echte betaalde voltijdbaan, sjeesde ik in mn eentje door alle lagen van de organisatie heen, en verrichte werk op strategisch, tactisch en uitvoerend niveau. Mens, wat een werk heb ik verzet, en met welk een kwantitatief resultaat. Tegelijkertijd bestonden de meeste van mijn collegiale relaties uit niet meer dan het bespreken van werkonderwerpen in zo kort mogelijke tijd en vonden mensen mij niet ‘gezellig’ en hadden geen gevoel van ‘contact’. Dat verbaasde mij niet want dat was ook nooit mijn bedoeling geweest, wat mij wel verbaasde was dat ze dat misten. Ik had duidelijk een werkidentiteit die niet voor elke cultuur geschikt was, of beter gezegd, die alleen voor het Westland geschikt was.

Succesvol functioneren: of –of?
Succesvol functioneren en falen lagen ineens zo dicht bij elkaar dat het mij verwarde. Wat moest je doen om het goed te doen? Vaststaande begrippen wankelden. Wanneer deed je iets wat goed was voor jezelf en wanneer voor de organisatie? Wanneer deed je je taak goed en wat hadden relaties daarmee te maken? Ging het om mijn succes of dat van de organisatie? Diende ik mezelf of het algemeen belang? Mijn houding ten opzichte van ‘werk’ stond op losse schroeven.

Out of the box werken
Was ik in het Westland gebleven, dan had ik nooit een professioneel identiteitsprobleem gehad. Maar… ik verliet het ‘werkcollectief’ wel  en om te kunnen werken in het buiten(west)land had ik veel te leren. Ik kwam van ver kan ik u zeggen: als een Arnold Schwarzenegger in gevaar, stond ik elke ochtend vol adrenaline op om ‘al het werk’ te verzetten, dat ik bovendien zelf creëerde als het er niet was. Ik zocht bergen om in te hakken, ik zocht hoeveelheden om weg te werken. En zo ontdekte ik al doende dat de rol van werken in je leven, de manier waarop je een functie, een taak ter hand neemt, veel zegt over je achtergrond en de daaruit voortvloeiende werkmentaliteit: je houding ten opzicht van werk en werken.

Persoonlijke werkidentiteit: ‘Ik ben want ik werk’, ‘Ik werk dus ik besta’, ‘Ik ben het werk dat nog gedaan moet worden’. Alles wat ik deed, dus ook die dingen voor de lol, pakte ik effectief en efficiënt aan. Ik was werk. Ik zag werk. Ik deed werk. Ik leefde met werklijstjes. Samenwerken in het Westland was nooit een probleem geweest want iedereen had diezelfde werkhouding: doorpakken, afmaken, doorzetten, om je heen kijken of er nog wat moest gebeuren. Dit alles zonder te praten, te overleggen.

Alter ego Toos Hobbema
Toos Hobbema vertegenwoordigt die Westlandse werkmentaliteit in mij en ze mag er af en toe weer even helemaal zijn zoals afgelopen weekend bij de uitreiking van de Westlandse werkpenning in het Westlands museum ter gelegenheid van het behalen van een pensioengerechtigde leeftijd. Deze zelfvergulde werkpenning, in het leven geroepen en uitgereikt door Hobbema en collega van Klaveren, wordt doorgaans uitgereikt aan mensen die:

1-zich de pleuris (snel) en het schompes (hard) kenne werreke,
2-as de sodemieter an de slag kenne gan – (onmiddellijk aan de slag kunnen gaan als dat nodig is).
3-snel een sloot pleur naar binne kenne werreke – (sneller dan normaal een kopje koffie kunnen drinken tijdens werkpauzes),

en die tijdens ‘het werreku nie zeure ook as’:
1-je klauwe vuil benne – (je vuile handen hebt),
2-ie doch da je gek wier – (je denkt dat je het niet meer aankunt),
3-ie van ’t padje af wees – (even niet meer weet hoe het behoort te gaan),
4-ie ut spougzat ben of assie d’r van spougt – (je er even genoeg van hebt of het niet meer zo leuk vindt).
5-je an je endje benne – (als je duidelijk voelbaar je grens bereikt hebt),
6-pain an je pens of je hasses heb – (als je buik- of hoofdpijn hebt),
7-em niet peert as het werruk niet klar is – (je niet stopt met werken voordat het werk klaar is).

Taal als uiting van een werkcultuur
Hobbema gaf samen met Van Klaveren aan dat in het nieuwe Westlandse werreku, het erom gaat dat naarmate de pensioengerechtigde leeftijd nadert, er niet afgebouwd dient te worden. Zij stelden: ‘Niet rustiger an, maar sneller; niet minder maar meer; niet langer op vakantie maar korter’. Belangrijk in werken en samenwerken noemt Hobbema dat mensen onderling ‘an 1 woord genoeg motte hebbe’ en ‘elkaars taal diene te kenne verstan’. Die gezamenlijke werktaal omschreef zij met een aantal voorbeelden als:

1-Moggie wouwen – (dat zou je wel willen, begrijp ik?).
2-Paas jij mij die riek is an, ik mot de wurft nog anklauwe – (kun je me de hark even aangeven, ik wil het erf nog even aanvegen).
3-Plukkie al? Ja, blad vant richeltje – (zijn de tomaten al rijp genoeg om te plukken? Nee, ik ben wel het onkruid op de muurrichel aan het verwijderen).
4-Ken ma weer beurt weze – (het zal je toch maar gebeuren).
5-Doch ut nie – (ik dacht het niet hoor, wat dacht jij?).
6-Bakkie pleur in de schuur – (we nemen even koffiepauze in de kantine van de schuur).
7-Mok termee – (wat moet ik daar eigenlijk mee?).

Persoonlijkheid en professionele identiteit
Deze uitreiking inspireerde mij opnieuw om de manier waarop mensen hun functioneren invulling geven, te zien als uitingsvorm van iemands persoonlijke ontwikkeling, dat hoe je werkt en leidinggeeft alles zegt over wie je bent en waar je vandaan komt, dat de functies en banen die mensen vervullen een momentopname zijn van hun persoonlijke groei en ontwikkeling. En dat iemand in de vorm van een functie, of in de context van een organisatie, steeds weer heeft te zoeken naar hoe de eigenheid als toegevoegde waarde tot uiting te laten komen. Met name leidinggevenden en managers hebben in mijn ogen baat bij bewustzijn van de rol van werk in hun leven en inzicht in het effect van de onbewust persoonlijke invulling van hun functie. Met als doel zo te functioneren als goed is voor de organisatie, de mensen om hen heen en henzelf.

Voor boeking van Toos en Cor voor al uw werkgelegenheden, ter lering ende vermaeck: levenenwerk@edithlindhout.nl


Leiderschapstroom. De les van BS.

Langs de rivier de Vecht
Net als Belle van Zuylen (1755), die vanaf slot Zuylen te paard naar het buurkasteel reed voor een theevisite om zo enige geestelijke voeding op te doen -vrouwen mochten in die tijd niet naar de Universiteit dus dan maar zo-, fietste ik langs de rivier de Vecht, de oprijlaan van kasteel Nijenrode in, op weg naar de collegebanken van ‘Business University Nijenrode’.

Wat een mooie tijd
Daar zou ik, onder het genot van een kopje thee, een masterclass van Paul de Blot volgen, over liefde en vriendschap in organisaties, Business Spirituality genaamd. Wat een mooie tijd: niet alleen mogen vrouwen inmiddels naar de universiteit (waarvoor hartelijk dank) maar de economische wereld heeft de spiritualiteit welkom geheten. De zon scheen ook nog eens.

Publiek
Bij binnenkomst trof ik een mensenmassa van coaches, trainers en adviseurs aan, zoals ik al verwachtte natuurlijk. Wie wil nu niet over liefde en vriendschap in organisaties horen en de Blot horen spreken? Iets wat zo belangrijk is in deze tijd moet toch wel horden mensen aantrekken. Gemoedelijk zocht ik het kopje thee in de menigte waarna ik mijn badge wilde ophalen bij de receptie. Aldaar hoorde ik dat de masterclass van Paul de Blot niet hier plaats vond, maar op de bovenste verdieping, in het achterste kamertje. Bij aankomst bleken er 15 mensen te zijn. Zo verweven met het economisch denken bleek spiritualiteit ondanks mijn eigen enthousiasme toch nog niet te zijn.

Samenhang in economie, zaken doen en spiritualiteit
Het woord spiritualiteit roept wellicht een doel op zich op: spiritueel zijn, en het idee dat dat je afhoudt van je eigen zakelijke doel. In mijn gedachten gaat het juist om de inbreng van de spirituele dimensie, om het zakelijke doel te kunnen behalen, binnen de economische context.

Volg de leiderschapstroom: ‘Doe wat je te doen hebt’
Als zaken ‘doen’ niet in verbinding staat met bewust ‘zijn’, gaat de business ten onder en de organisatie kapot. ‘Zonder inspiratie geen business’ aldus De Blot, die de leerstoel Business Spiritualiteit aan Nyenrode vervult.


Doen en zijn
Het verbinden van doen en zijn, zoals De Blot dat stelt, ervaar ik als bewegen en stil staan tegelijk. Precies dat midden vinden waarop je bewust bent van jezelf, in het uitvoeren van je taak.

Persoonlijke uitdaging
De uitdaging die ik hierin zelf steeds weer tegenkom is mezelf niet te verliezen in dat wat me bezighoudt, in dat wat me voor ogen staat. Zodra dat gebeurt, ben ik verdwaald zodra ik mijn activiteit stop, dan voel ik me even verloren en moet ik mezelf hervinden, de draad weer oppakken. Hoe zou het voor managers zijn om vanuit die verbinding te werken vraag ik mij af?

Business Spiritualiteit en organisaties
Bij business spiritualiteit gaat het erom, het doen en het zijn, ook in organisaties met elkaar in verbinding te brengen. Die verbinding vormt de spirit, de stroom die tussen doen en zijn op gang komt. In Business Spiritualiteit (hierna BS) staat spiritualiteit dan ook voor deze stroom die inspiratie, energie geeft en de doorgaande beweging vormt. Het is een zoeken naar woorden voor deze ‘stroom’ want zoals Jan van Deen, gastspreker en coach van oorsprong Jezuïet zo mooi zei: ‘de taal van onze tijd is niet god’.

Organisatiestroom
Organisaties bestaan uit een veld van verbindingen tussen mensen. In die relaties tussen mensen gaat het erom energie, spirit over te dragen, alleen al in de manier waarop je ‘hallo’ tegen elkaar zegt. Dit gaat over bezieling geven aan wat je doet. Voor leiders betekent dit om samen met hun medewerkers, betekenisvolle relaties te scheppen, een verbinding met elkaar te leggen in het doel van de organisatie. Verbondenheid creëren door de stroom in de relatie toe te laten.
Aan de beweging van de stroom meedoen noemt BS: de spiritualiteit van de beweging, ofwel doen wat je te doen hebt! Organisaties gaan kapot als de relaties er kapot gaan, als de verbinding verbreekt! Wil je als organisatie meestromen, dan zullen leiders de stroom als hun tool moeten maken. Dat betekent de stroom volgen, en er beter gebruik van leren maken. Het zelf aanmaken van een stroom of de stroom inzetten voor eigen belang via macht en bezit, zijn daarentegen de manieren om de oorspronkelijke stroom vast te zetten of er vanaf te geraken.

Leiderschapspirit
Hoe weet je of je als leider goed zit? Dat je de juiste stroom volgt? Het antwoord is: ‘dat kun je voelen!’.
Als je hem volgt ervaar je een gevoel van ruimte en vrijheid. Het is een innerlijke beweging die energie geeft. Dit gevoel wordt ook wel constellatie genoemd in tegenstelling tot desolatie: een innerlijke beweging die je een gevoel van wegtrekken, naar beneden getrokken worden, geeft, je in de tegenstroom brengt. Het geeft aan dat je niet meer in de oorspronkelijke beweging zit van de organisatie of, op individueel niveau, van je eigen beroepskeuze of functiekeuze. Kenmerkend is dat je verdwijnt’ in de hectiek in plaats van in verbinding blijft met de bron, de stilte van binnen. Bitterheid, sarcasme, melancholie gelden als voorstadium van het losraken van de stroom.

De leiderschapsstroming is te leren
De verbinding aangaan kun je leren, door te oefenen, door de stroom die er is te laten stromen. Dit heet spiritueel zelfmanagement, wetende dat de stroom er al is, aldus Jan van Deenen. ‘In het diepste van ons zelf is de binnenkant van de hele natuur te vinden. In de binnenkant is de bron van het leven, de adem. Laat je ademen, je komt in de beweging van het leven zelf, in het ritme van de hele natuur’, aldus Jan van Deenen.

Bedrijfsgenieting: over goed en mooi.
‘Doet de organisatie het goed? Dan voldoet deze aan de eisen van de bedrijfskunde. Doet de organisatie het mooi? Dan voldoet deze aan de eisen van je droom’, aldus De Blot. Zo ook met leiderschap bedenk ik mij: als je het goed doet als leider voldoe je aan de normen van leiderschap. Als je het mooi doet, voldoe je aan de eisen van je droom. ‘Het maakt niet uit wat je doet, als er maar een droom aan vooraf gaat’ voegt Blot toe.

Organisatiemanagement: geinspireerd vooruit kijken
Managen is terugkijken en vooruitkijken.
Niet om  oude succesformules te herinneren en in de toekomst te herhalen, maar om te zien of dat wat de organisatie en zijn mensen doen, nog steeds voedend is en de visie voor de toekomst kan blijven.
Niet door de vraag te stellen: ‘met welke middelen bereiken we ons doel’, maar door de vraag te stellen: ‘klopt het doel nog’? Alleen dan kom je vooruit en blijft de inspiratie aldus Blot.

Gezond management wordt in BS gedefinieerd als:

  • Persoonlijk,
  • Deskundig,
  • In verbinding,
  • Met spirit,
  • Een constant geven en nemen.

Tips voor organisatiemanagers zijn:

  • Wees kleinschalig,
  • Verbeter de relaties,
  • Selecteer personeel op bezieling.

De stroom terug
Langs rivier de Vecht fiets ik die middag na de masterclass van Paul de Blot en gastspreker Jan van Deenen geïnspireerd terug naar huis … de zon scheen nog steeds, wel anders.